Mattheüs 24: | Markus 13: | Lukas (17 en) 21: | Johannes |
1 En Jezus ging weg en vertrok uit de tempel; en Zijn discipelen kwamen naar Hem toe om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. | 1 En toen Hij uit de tempel ging, zei een van Zijn discipelen tegen Hem: Meester, kijk, wat een stenen en wat een gebouwen! | 5. En toen sommigen over de tempel zeiden dat hij met prachtige stenen en aan God gewijde geschenken versierd was, zei Hij: | |
2. Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ziet u dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden. | 2. En Jezus antwoordde hem: Ziet u deze grote gebouwen? Er zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden. | 6. Wat betreft deze dingen waarnaar u kijkt: Er zullen dagen komen waarin niet één steen op de andere steen gelaten zal worden die niet afgebroken zal worden. | |
3. Toen Hij op de Olijfberg zat, gingen de discipelen naar Hem toe toen zij alleen waren, en zeiden: | 3. En toen Hij op de Olijfberg zat, tegenover de tempel, vroegen Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas Hem toen zij alleen waren: | 7. En zij vroegen Hem: | |
Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld? | 4. Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken wanneer al deze dingen in vervulling zullen gaan? | Meester, wanneer zal dat dan zijn en wat is het teken dat deze dingen zullen gebeuren? | |
4. En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Pas op dat niemand u misleidt. | 5. En Jezus antwoordde hun en begon te zeggen: Pas op dat niemand u misleidt. | 8. En Hij zei: Pas op dat u niet misleid wordt, | |
5. Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden. | 6. Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden. | want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus, en: De tijd is nabijgekomen. Ga hen dan niet achterna. | |
6. U zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; pas op, word niet verschrikt, want al die dingen moeten gebeuren, maar het is nog niet het einde. | 7. En wanneer u hoort van oorlogen en geruchten van oorlogen, word dan niet verschrikt, want dit moet gebeuren, maar het is nog niet het einde. | 9. En wanneer u zult horen van oorlogen en allerlei oproer, wees dan niet verschrikt. Want deze dingen moeten eerst geschieden, maar dat betekent niet meteen het einde. | |
7. Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; | 8. Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; | 10. Toen zei Hij tegen hen: Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; | |
en er zullen hongersnoden zijn en besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen. | en er zullen aardbevingen zijn in verscheidene plaatsen en er zullen hongersnoden zijn en onlusten. | 11. en er zullen grote aardbevingen zijn in verschillende plaatsen, hongersnoden en besmettelijke ziekten. Er zullen ook verschrikkelijke dingen en grote tekenen vanuit de hemel plaatsvinden. |
|
8. Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën. | Deze dingen zijn het begin van de weeën. | 16:21 Wanneer een vrouw baart, heeft zij droefheid, omdat haar tijd gekomen is, maar wanneer zij het kind gebaard heeft, denkt zij niet meer aan de benauwdheid (Grieks: thlipsis) , vanwege de blijdschap dat een mens ter wereld gekomen is. | |
9. Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking (Grieks: thlipsis) en u doden, en u zult door alle volken gehaat worden omwille van Mijn Naam. | 9. Past u op uzelf; want ze zullen u overleveren aan raadsvergaderingen, en in de synagogen zult u geslagen worden; en u zult voor stadhouders en koningen geplaatst worden omwille van Mij, | 12. Maar vóór dit alles zullen ze de handen aan u slaan en u vervolgen, door u over te leveren in de synagogen en gevangenissen, en u zult voor koningen en stadhouders geleid worden omwille van Mijn Naam. | 16:2 Ze zullen u uit de synagoge werpen; ja, de tijd komt dat ieder die u doodt, denkt God een dienst te bewijzen. 3. En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij de Vader niet gekend hebben en Mij ook niet. |
tot een getuigenis voor hen. | 13. En dit zal u overkomen, opdat u zult getuigen. | Johannes 15:27 En u zult ook getuigen, want u bent van het begin af bij Mij. | |
10. En dan zullen er velen struikelen en zij zullen elkaar overleveren en elkaar haten. | Johannes 16:1 Dit heb Ik tot u gesproken, opdat u niet struikelt. | ||
11. En er zullen veel valse profeten opstaan en die zullen er velen misleiden. | |||
12. En doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen. | |||
13. Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. | 18. Maar er zal beslist geen haar van uw hoofd verloren gaan. 19. Door uw volharding zult u uw leven verkrijgen. |
||
14. En dit Evangelie van het Koninkrijk zal in heel de wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen. | 10. En het Evangelie moet eerst gepredikt worden aan alle volken. | ||
11. En wanneer ze u zullen wegleiden om u over te leveren, wees dan van tevoren niet bezorgd wat u spreken moet, en bedenk het niet; maar wat u op dat moment gegeven zal worden, spreek dat, want u bent het niet die spreekt, maar de Heilige Geest. | 14. Neem u dan in uw hart voor niet van tevoren te bedenken hoe u zich moet verdedigen. 15. Want Ik zal u mond en wijsheid geven die al uw tegenstanders niet zullen kunnen weerspreken of weerstaan. |
Johannes 15:26 Maar wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die over Mij getuigen. |
|
12. En de ene broer zal de andere overleveren tot de dood en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders en zullen hen doden. | 16. En u zult ook door ouders, broers, familieleden en vrienden overgeleverd worden, en zij zullen sommigen van u doden. | ||
9. ..... en u zult door alle volken gehaat worden omwille van Mijn Naam. | 13. En u zult door allen gehaat worden omwille van Mijn Naam, maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. | 17. En u zult omwille van Mijn Naam door allen gehaat worden. | Johannes 15:18 Als de wereld u haat, weet dat zij Mij eerder dan u gehaat heeft. 19. Als u van de wereld zou zijn, zou de wereld het hare liefhebben, maar omdat u niet van de wereld bent, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat de wereld u. 20. Herinner u het woord dat Ik u gezegd heb: Een dienaar is niet meer dan zijn heer. Als zij Mij vervolgd hebben, zullen zij ook u vervolgen; als zij Mijn woord in acht genomen hebben, zullen zij ook het uwe in acht nemen. 21. Maar al deze dingen zullen zij u aandoen omwille van Mijn Naam, omdat zij Hem niet kennen Die Mij gezonden heeft. |
15. Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – | 14. Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover door de profeet Daniël gesproken is, zult zien staan waar het niet behoort – laat hij die het leest, daarop letten! – | 20. Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is. | |
16. laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen. | laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen. | 21. Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen en wie in het midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken | |
17. Wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan om iets uit zijn huis te halen, | 15. En wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan in het huis om iets uit zijn huis te halen, | ||
18. en wie op de akker is, moet niet terugkeren naar wat hij achterliet om zijn kleren te halen. | 16. en wie op de akker is, moet niet terugkeren naar wat hij achterliet, om zijn bovenkleed te halen. | en wie op de velden zijn, er niet in gaan. | |
22. Want dit zijn dagen van wraak, opdat al wat geschreven staat, vervuld wordt. | |||
19. Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen! | 17. Maar wee de zwangere en de zogende vrouwen in die dagen! | 23. Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land en toorn over dit volk. | |
20. En bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter en ook niet op een sabbat. | 18. En bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter. | ||
24. En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn. | |||
21. Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal. | 19. Want die dagen zullen dagen van zo'n verdrukking zijn als er niet geweest is vanaf het begin van de schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en er ook nooit meer zijn zal. | ||
22. En als die dagen niet ingekort werden, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden. | 20. En als de Heere die dagen niet ingekort had, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij die dagen ingekort. | ||
23. Als iemand dan tegen u zegt: Zie, hier is de Christus of daar, geloof het niet; | 21. En als dan iemand tegen u zal zeggen: Zie, hier is de Christus; of zie, Hij is daar; geloof het niet. | (17:)23 En zij zullen tegen u zeggen: Ziehier of ziedaar is Hij. Ga er niet heen en ga er niet achteraan. | |
24. want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zó dat zij – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen zouden misleiden. | 22. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen tekenen en wonderen doen om – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen te misleiden. | ||
25. Zie, Ik heb het u van tevoren gezegd! | 23. Maar past u op; zie, Ik heb u alles van tevoren gezegd! | 16:4. Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de tijd komt, u zich herinnert dat Ik ze u gezegd heb; maar deze dingen heb Ik u van het begin af niet gezegd, omdat Ik bij u was. | |
26. Als men dan tegen u zal zeggen: Zie, Hij is in de woestijn; ga er niet op uit; zie, Hij is in de binnenkamers, geloof het niet, | |||
27. want zoals de bliksem vanuit het oosten komt en zichtbaar is tot in het westen, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. | (17:)24 Want zoals de bliksem flitst van de ene plaats onder de hemel en naar de andere plaats onder de hemel licht, zo zal ook de Zoon des mensen zijn op Zijn dag. | ||
28. Want waar het dode lichaam is, daar zullen de gieren zich verzamelen. | (17:) 37. En zij antwoordden en zeiden tegen Hem: Waar, Heere? En Hij zei tegen hen: Waar het lichaam is, daar zullen de gieren zich verzamelen. | ||
29. En meteen na de verdrukking van die dagen | 24. Maar in die dagen, na die verdrukking, | ||
zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven | zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven. |
11. ....Er zullen ook verschrikkelijke dingen en grote tekenen vanuit de hemel plaatsvinden. 25. En er zullen tekenen zijn in zon, maan |
|
en de sterren zullen van de hemel vallen | 25. En de sterren van de hemel zullen daaruit vallen | en sterren, | |
en de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden. | en de krachten in de hemelen zullen heftig bewogen worden. | (26. ... want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden.) | |
30. En dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; | |||
en dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven | 25. .... en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid vanwege het bulderen van zee en golven. 26. En het hart van de mensen zal bezwijken van vrees en verwachting van de dingen die de wereld zullen overkomen, want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden. |
||
en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid. | 26. En dan zullen ze de Zoon des mensen zien komen in de wolken, met grote kracht en heerlijkheid. | 27. En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid. | |
31. En Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan. | 27. En dan zal Hij Zijn engelen uitzenden en Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het uiterste van de aarde tot het uiterste van de hemel. | ||
28. Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is. | 16:33 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede zult hebben. In de wereld zult u verdrukking (Grieks: thlipsis) hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen. | ||
32. Leer van de vijgenboom deze gelijkenis: | 28. En leer van de vijgenboom deze gelijkenis: | 29. En Hij sprak tot hen een gelijkenis: Kijk naar de vijgenboom en naar alle bomen. | |
wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is. | wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is. | 30. Zodra ze uitlopen en u dat ziet, weet u uit uzelf dat de zomer al nabij is. | |
33. Zo ook u, wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de deur. | 29. Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien gebeuren, weet dan dat het nabij is, voor de deur. | 31. Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is. | |
34. Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal zeker niet voorbijgaan, totdat al deze dingen gebeurd zijn. | 30. Voorwaar, Ik zeg u dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan totdat al deze dingen gebeurd zijn. | 32. Voorwaar, Ik zeg u dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan, totdat alles geschied is. | |
35. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen zeker niet voorbijgaan. | 31. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen zeker niet voorbijgaan. | 33. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen beslist niet voorbijgaan. | |
36. Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader. | 32. Maar die dag en dat moment is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, ook aan de Zoon niet, maar alleen aan de Vader. | ||
37. Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. | (17:)26 En zoals het gebeurde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen. | ||
38. Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, 39. en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam |
(17:)27 Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk en zij werden ten huwelijk gegeven tot op de dag waarop Noach de ark binnenging en de zondvloed kwam en hen allen om deed komen. (21:)34. Wees op uw hoede dat uw hart niet op enig moment bezwaard wordt door roes en dronkenschap en door zorgen over de alledaagse dingen, en dat die dag u niet onverwachts overkomt. |
||
(17:)28 Op dezelfde manier ook, zoals het gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. 29. Op de dag echter waarop Lot uit Sodom wegging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en bracht hen allen om. |
|||
, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. | (17:)30 Evenzo zal het zijn op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden. | ||
35. Want als een strik zal hij komen over allen die op het hele aardoppervlak wonen. | |||
33. Let op: waak en bid, want u weet niet wanneer het de tijd is. | 36. Waak dan te allen tijde en bid dat u waardig geacht zult worden om al die dingen die gebeuren zullen, te ontvluchten, en om te kunnen bestaan voor de Zoon des mensen. | ||
(17:)31 Wie op die dag op het dak zal zijn, met zijn huisraad in huis, moet niet naar beneden gaan om het mee te nemen. En wie op de akker is, moet evenmin terugkeren naar wat hij achterliet. | |||
(17:)32. Denk aan de vrouw van Lot. 33. Wie zijn leven zal proberen te behouden, zal het verliezen. En wie het zal verliezen, zal het behouden. |
|||
(17:)34 Ik zeg u: In die nacht zullen er twee op één bed zijn. De één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. | |||
40. Dan zullen er twee op de akker zijn; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. | (17:)36 Twee zullen er op de akker zijn. De één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. | ||
41. Er zullen twee vrouwen malen met de molen; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. | (17:)35 Twee vrouwen zullen samen malen. De één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. | ||
42. Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal. 44. Weest ook u daarom bereid, want op een uur waarop u het niet zou denken, zal de Zoon des mensen komen. |
35. Wees dus waakzaam! Want u weet niet wanneer de heer des huizes komt, 's avonds laat of te middernacht of met het hanengekraai of 's morgens vroeg, 36. opdat hij u niet, als hij plotseling komt, slapend aantreft. |
||
43. Maar weet dit, dat als de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij waakzaam geweest zou zijn, en niet in zijn huis zou hebben laten inbreken. | 34. Het zal zijn als bij iemand die naar het buitenland ging: hij verliet zijn huis, gaf zijn dienaren volmacht, en gaf aan ieder zijn werk, en gebood de deurwachter waakzaam te zijn. | ||
37. En wat Ik tegen u zeg, zeg Ik tegen allen: Wees waakzaam! | |||
45. Wie is dan de trouwe en verstandige dienaar, die zijn heer over zijn personeel aangesteld heeft om hun het voedsel op de juiste tijd te geven? | |||
46. Zalig die dienaar die door zijn heer bij zijn komst zo handelend aangetroffen zal worden. | |||
47. Voorwaar, Ik zeg u dat hij hem over al zijn bezittingen zal aanstellen. | |||
48. Maar als die slechte dienaar in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft nog lang weg, | |||
49. en zou beginnen zijn mededienaren te slaan en te eten en te drinken met de dronkaards, | |||
50. dan zal de heer van deze dienaar komen op een dag waarop hij hem niet verwacht en op een uur dat hij niet weet; | |||
51. en hij zal hem in stukken houwen en hem doen delen in het lot van de huichelaars; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. |