De Here Jezus sprak over een nieuw verbond. In het oude Testament wordt ook over een nieuw verbond gesproken. Gaat het hier over hetzelfde nieuwe verbond?
Bij de instelling van het avondmaal zegt de Here Jezus:
26 En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam.
27. Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit,
28. want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
Als we verder zoeken in het nieuwe testament, vinden we nog veel meer teksten over 'het nieuwe verbond'. Zoals bijv. in Hebreeën.
1. De hoofdzaak nu van de dingen waarover wij spreken, is dit: Zo'n Hogepriester hebben wij, Eén Die Zich heeft gezet aan de rechterhand van de troon van de Majesteit in de hemelen.
6. Nu heeft Hij echter een zoveel voortreffelijker bediening ontvangen, zoals Hij ook van een beter verbond Middelaar is: een verbond dat in betere beloften is vastgelegd.
7. Immers, als dat eerste verbond onberispelijk geweest was, zou er voor een tweede geen plaats zijn gezocht.
8. Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
9. niet overeenkomstig het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb, op de dag toen Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte uit te leiden. Want zij bleven niet in Mijn verbond en Ik heb geen acht meer op hen geslagen, zegt de Heere.
10. Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
11. En zij zullen beslist niet ieder zijn naaste en ieder zijn broeder onderwijzen en zeggen: Ken de Heere. Want zij allen zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen.
12. Want Ik zal wat hun ongerechtigheden betreft genadig zijn en aan hun zonden en hun wetteloos gedrag beslist niet meer denken.
Hier citeert Paulus een paar teksten uit het oude Testament.
31. Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
32. niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE.
33. Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.
34. Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.
Het bijzondere is dat in beide bijbelgedeelten staat dat God dit verbond aan Israël belooft.
Geldt het dan wel voor ons christenen? Of is het zelfs alleen nog maar voor de christenen en niet meer voor Israël?
Eigenlijk is dit alles nog lastiger om te begrijpen als we andere teksten in het oude Testament erbij halen. Jeremia 32 spreekt ook over dit nieuwe verbond en over een nieuw hart, maar daar is de context dat God Zijn volk terug zal brengen naar het beloofde land.
Dus hoe zit dat dan?
Als Paulus, Israël hier niet genoemd had, dan was het al wat makkelijker en hadden we misschien kunnen concluderen dat het verbond niet meer voor Israël geldt, maar alleen nog voor de gemeente.
Maar Israël wordt juist expliciet als verbondspartner genoemd.
Het is zelfs geen uitzondering, want veel andere teksten in het Nieuwe testament die over hetzelfde gaan en noemen Israël erbij.
Toch blijkt heel duidelijk uit al die teksten dat de apostelen uitleggen dat dit verbond en de beloften ook{!!) voor de gemeente gelden.
Tot slot kunnen we aanvoeren dat het Paulus, de apostel van de heidenen, is die dit schrijft en dat het dus geldt voor de gemeente.
Vaak wordt gesteld dat wat Paulus heeft geschreven betrekking heeft op de niet-Joodse christenen. Zelf maak ik dit onderscheid niet, maar ik noem het er wel bij voor degenen die dit wel belangrijk vinden.
1. Paulus, een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot het Evangelie van God,
2. dat Hij tevoren beloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schriften,
3. ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David.
6. Hij heeft ons namelijk bekwaam gemaakt om dienaars van het nieuwe verbond te zijn, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.
7. Als nu de bediening van de dood, met letters in stenen gegrift, in heerlijkheid was, zodat de Israëlieten hun ogen niet op het gezicht van Mozes gericht konden houden vanwege de heerlijkheid van zijn gezicht, hoewel die tenietgedaan zou worden,
8. hoeveel te meer zal dan de bediening van de Geest in heerlijkheid zijn?
15. Ja, tot op heden ligt er, wanneer Mozes gelezen wordt, een bedekking op hun hart.
16. Maar wanneer het zich tot de Heere bekeert, wordt de bedekking weggenomen.
Paulus schrijft dat wij, christenen, dienaars zijn van het nieuwe verbond. Het verbond met Israël. We lezen hier ook dat Israël dit nog niet ziet, maar dat de bedekking weggenomen wordt als ze zich bekeren.
13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt,
14. opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en opdat wij (joden) de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof.
We kunnen hier dus concluderen dat de beloften aan Israël ook van toepassing zijn geworden op de gemeente.
39 En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen,
40. daar God met het oog op ons iets beters voorzien had, opdat zij zonder ons niet tot de volmaaktheid zouden komen.
Het blijkt óók andersom te zijn. Israël kan niet tot volmaaktheid komt, zonder de Gemeente.
Dus rijst de vraag: hoe verhouden de gemeente en Israël zich tot elkaar?
Zie ook: